Het door Geerligs en van Veen geformuleerde didactisch model is een eenvoudige manier om greep te krijgen op de basics van didactiek. Hieronder worden alle onderdelen van het model punt voor punt beschreven. Sommige onderdelen worden op aanvullende pagina’s nog verder uitgewerkt.
Leerdoelen
‘Wat wil ik mijn cursisten leren?’ Dat is de eerste vraag die je jezelf zou moeten stellen bij het vormgeven van een training. Door het formuleren van leerdoelen is het eenvoudiger om keuzes te maken welke inhoud je wel en niet wil opnemen in de training. Ook het toetsen van het leerrendement is eenvoudiger wanneer je gebruik maakt van leerdoelen. Op deze pagina kun je meer informatie vinden over het formuleren van leerdoelen.
Beginsituatie
Onder de beginsituatie wordt het totaal van elementen verstaan die je training vooraf beïnvloeden. Door rekening te houden met deze elementen is het mogelijk om beter orde te houden, om de training rustiger en effectiever te laten verlopen. Bovendien is het gunstig voor het leerrendement en de ervaring van de deelnemers. Denk daarbij aan elementen zoals:
- Voorkennis
- Cognitieve kenmerken deelnemers
- Motivatie deelnemers
- Emotionele toestand deelnemers
- Fysieke toestand deelnemers
- Verschillen in kennisniveau
- De trainingsruimte
- Wat vooraf ging aan de training
- Wat volgt na de training
- Tijd van de dag
Leerprocessen
Dit is het echte leren zoals we dat kennen. Dus: het verwerven van nieuwe kennis en kunde. Dat is uiteindelijk waat didactiek en een didactisch model voor is.
Wat en hoe er geleerd wordt is afhankelijk van de leerdoelen en de (begin)situatie van de deelnemers. De leerprocessen vallen uiteen in de volgende drie delen:
- Leerstof – wat er geleerd wordt
- Werkvormen – hoe er geleerd wordt
- Leermiddelen – benodigdheden
1. Leerstof
Dit is de inhoud van de training. De onderwerpen, de vaardigheden of kennis die aangeboden wordt. Leerstof is makkelijk in een lijst te vatten. Voor het ordenen van de stof is het handig om onder te verdelen in kern, nuttig en leuk.
2. Werkvormen
Gebruik je PowerPoint, boeken, rollenspelen of een andere vorm om de kennis aan te leren? Gebruik je een combinatie? Waarom? Dat zijn de centrale vragen bij het bepalen van werkvormen. Kortom: de manier waarop je de kennis aanbiedt. De kunst is om een werkvorm te kiezen die het beste past bij het onderwerp of de vaardigheid die je de deelnemers wil aanleren.
3. Leermiddelen
Dit is als het ware het boodschappenlijstje dat voorkomt uit de leerstof en de werkvormen. Gebruik je sheets, dan heb je een beamer nodig. Leer je van papier, dan heb je opdrachten of uitgeprinte leerstof nodig.
Evaluatie
Een essentiële stap die bij trainingen regelmatig wordt overgeslagen is het evalueren en toetsen van de training. Het didactisch model is dus pas compleet als je aan het einde van je training of les goede vragen stel aan jezelf en de deelnemers. Vragen die daarin centraal staan zijn:
- Heb ik de gestelde leerdoelen gehaald?
- Was de training nuttig, passend en leerzaam?
- Hoe hebben de deelnemers het ervaren?
- Kan ik hard maken dat er leerrendement geboekt is?
- Wat zou ik de volgende keer hetzelfde of anders doen?
Didactisch model: toepassen op jouw training
Een model is leuk; maar hoe pas je het toe in de praktijk? Dat is eenvoudiger dan je denkt. Pak een training of les er bij die je onlangs hebt gegeven of binnenkort gaat geven. Stel jezelf in ieder geval deze 7 vragen:
- Welke doelen wil ik behalen met deze training?
- Welke doelen behalen mijn deelnemers met deze training?
- Hoe kan ik checken of die doelen zijn gehaald?
- Welke kenmerken hebben de deelnemers, die van invloed zijn op de training?
- Welke doelen wil ik halen met welke werkvormen? (leerprocessen)
- Wat zijn mijn benodigdheden?
- Wat kan ik nóg beter doen de volgende keer?
In deze zeven vragen zitten alle onderdelen van het didactisch model. Als je er een gewoonte van maakt om deze vragen telkens te stellen, dan leer je jezelf dus aan om altijd didactisch voorbereid te zijn. Op een gegeven moment gaat het vanzelf!