De ombudsman van het dagblad Trouw deed gisteren een oproep om zorgvuldig om te gaan met labels, termen en oordelen in zijn krant. “Wat zijn de feiten? Door de meningenovervloed op internet en profilerende media sneeuwt dat nogal eens onder.” En voegde hij daar aan toe: “Tijd om een paar begrippen kritisch te ontleden.” En één van die termen waar hij op doelt is de ‘angstcultuur’. Volstrekt terecht wat mij betreft en zijn oproep verdient navolging door andere media.
Dit is een colum van Peter Fijbes. Hierin uit hij zijn mening en zienswijze op eigen titel.
Erwin Kreulen, de ombudsman van Trouw, geeft in zijn column een interessante statistiek. In 2024 haalde het woord ‘angstcultuur’ 27 keer zijn krant. In 2015 was dat nog maar 3 keer. Wat hem betreft een erg groot verschil, dat maar deels te verklaren is door de toegenomen aandacht voor omgangsvormen en wat er in organisaties speelt.
Kreulen slaat de spijker op zijn kop. Het is een containerbegrip dat te pas en te onpas gebruikt kan worden, en (zo is mijn ervaring) vaak onterecht.
Daarnaast wijst hij -terecht- op een gevaar: “tegen het verwijt dat ze zouden zorgen voor een angstcultuur in hun organisatie kunnen bestuurders zich moeilijk verdedigen. Het is immers de ervaring van anderen.” Hiermee slaat Kreulen wat mij betreft de spijker op zijn kop. Het is een term die makkelijk in de mond te nemen is en veel kan losmaken in een organisatie. Een containerbegrip dat te pas en te onpas gebruikt kan worden, en (zo is mijn ervaring) vaak onterecht.
Inflatiegevaar
De term is ook aan inflatie onderhevig. Hiervoor waarschuwde ik vorig jaar maart ook voor in een interview met magazine LINDA. Wat dat artikel niet haalde was mijn aanvullende waarschuwing dat het onterecht plakken van het label een duurzame oplossing juist in de weg kan staan. Bijvoorbeeld als een klacht over angstcultuur onterecht blijkt te zijn; dan kan die vaststelling ingezet worden om het werkelijke probleem niet meer aan te pakken.
Om die reden besteed ik in de trainingen die ik geef over angstcultuur ook ruim aandacht aan de gevaren van verkeerde labels. Ik nodig mijn cursisten uit om de term ‘angstcultuur’ uiterst kritisch te benaderen. Is het geen buzzword dat té makkelijk wordt geplakt? Vaak wel. Dat is het eenvoudige antwoord. Om met recht te spreken van een angstcultuur moet er echt iets goed mis zijn. En leidt tot de conclusie: waar de term ‘angstcultuur’ gebruikt wordt is dat label in veel gevallen onterecht. Oppassen dus.
Terughoudendheid is geboden
De oproep van Kreulen aan de journalisten van zijn krant wil ik daarom graag onderstrepen. Een beschuldiging is snel gemaakt, en een term als ‘angstcultuur’ is een zware term. Voordat een journalist deze term overneemt is een pas op de plaats terecht.
Soms word ik door journalisten gebeld die op zoek is naar duiding bij een artikel over angstcultuur. Vaak is dat voor hen een teleurstelling. Want ik wijs ze er op dat je op basis van enkele bronnen helemaal geen conclusies kan trekken. Vragen zoals: ‘maar als u dit hoort, denkt u dan dat het een angstcultuur is?’ beantwoord ik niet. Vaak hoeven ze die vraag niet te stellen omdat ik al vooraf aangeef dat ik geen oordelen geef of speculeer. Dat is denk ik ook de reden waarom ik -in de 8 jaar sinds mijn boek is verschenen- nooit geciteerd ben met een duiding of oordeel over een geruchtmakende zaak.
Nuance en terughoudendheid zijn niet heel nieuwswaardig. Daarom is die oproep van Kreulen aan journalisten belangrijk.
Nuance en terughoudendheid zijn niet heel nieuwswaardig. Daarom is die oproep van Kreulen aan journalisten belangrijk. Want wees toch terughoudend, ook (en vooral) als dat betekent dat een artikel het dan niet haalt, of de toon volstrekt anders is. En het is niet toevallig dat op de achterflap van mijn boek -vet gedrukt- valt te lezen: “Angstcultuur: het begrip duikt met regelmaat op in de media. En steevast rollen er koppen. Maar wanneer kun je eigenlijk met recht spreken van een angstcultuur in een organisatie?” Mensen hebben vaak de aanname dat de ‘meneer van het boek’, overal een angstcultuur in ziet. Het tegenovergestelde is waar. Vaak speelt er iets anders dat ook een andere aanpak nodig heeft.
Nog voorzichter?
Met één element in de colum van Kreulen ben ik het niet helemaal eens. Hij stelt voor dat de termen ‘intimiderend gedrag’ en ‘(machts)misbruik’ goede alternatieven zijn. Maar zijn ook dat niet even beladen en zware termen waartegen je je moeilijk kunt verweren en gefundeerd zijn in de beleving van het ‘slachtoffer’? De term ‘misbruik’ is zo nodig nog zwaarder dan ‘angstcultuur’. Wat mij betreft kan het nog voorzichtiger en mag de lat nog net wat hoger liggen.
Wat mij betreft kan het nog voorzichtiger en mag de lat nog net wat hoger liggen. Schrijf bijvoorbeeld dat een bestuurder beschuldigd wordt van het ‘het creëren van slechte arbeidsomstandigheden’
Ongetwijfeld zijn er mensen die beter in staat zijn om een alternatief te formuleren. Maar als ik een poging mag doen: probeer aan te sluiten bij de terminologie in de arbeidsomstandighedenwet. Die spreekt over psychosociale arbeidsbelasting. Dat is de overkoepelende term waaronder intimidatie, discriminatie en pesten valt. Een journalist zou dan kunnen schrijven dat bijvoorbeeld een bestuurder beschuldigd wordt van het ‘het creëren van slechte arbeidsomstandigheden’. Citaten uit interviews kunnen dan schetsen waaruit die slechte omstandigheden dan zouden bestaan. Uiteraard gestaafd door feiten.
Door dicht(er) bij de arbowet te blijven is het ook duidelijk waarom het een probleem is dat aandacht behoeft. Het doet een appèl op de bestuurlijke verantwoordelijkheid in plaats van de nadruk (die nu dikwijls wordt gelegd) op een enkele persoon. Bij een structurele inbreuk op de arbeidsomstandigheden is er een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Niet alleen de bestuurder, maar ook de toezichthouder, HR, OR en anderen hebben dan hun bijdrage geleverd. Door iets actiefs te doen, of juist door niet in te grijpen.